Audi Q5   Bediening   adaptive cruise control (ACC)  Snelheidsregelsysteem en afstandsregeling
Geldt voor wagens: met adaptive cruise control
De adaptive cruise control is een combinatie van snelheidsregelsysteem en afstandsregeling.
Met behulp van de adaptive cruise control kan een willekeurige snelheid tussen 30 en 200 km/h worden gekozen. Bovendien regelt het systeem een eerder ingestelde afstand ten opzichte van voorliggers binnen de hieronder beschreven grenzen van het systeem.
Het rijcomfort wordt bij ritten op snelwegen of rechte provinciale wegen verhoogd.
Hoe wordt het systeem bediend?
De adaptive cruise control wordt met een bedieningshendel aan het stuurwiel bediend Link en Link.
Bestuurdersinformatie
Tijdens het rijden wordt in de snelheidsmeter en op het display in het instrumentenpaneel belangrijke informatie weergegeven Link.
Waarop u moet letten
Voor de adaptive cruise control gelden tijdens het rijden bepaalde systeembeperkingen, dat wil zeggen dat u als bestuurder onder bepaalde omstandigheden zelf de snelheid en afstand tot uw voorligger moet regelen Link en Link.
ATTENTIE!
Let ook bij ingeschakelde adaptive cruise control altijd op het verkeer. Als bestuurder bent u altijd verantwoordelijk voor uw eigen snelheid en de afstand tot andere weggebruikers.
  • Om veiligheidsredenen mag de adaptive cruise control in het stadsverkeer, bij langzaam rijdend verkeer, op een bochtig traject en bij slecht wegdek (zoals bijvoorbeeld gladheid, mist, grind, hevige regen en aquaplaning) niet worden gebruikt - gevaar voor ongevallen!
  • Schakel de adaptive cruise control op uitvoegstroken, op afritten van snelwegen of bij wegwerkzaamheden tijdelijk uit om te voorkomen dat in deze situaties tot de ingestelde snelheid wordt geaccelereerd.
  • Met de adaptive cruise control kan alleen de afstand tot de voorligger worden geregeld. Wagens op andere rijstroken worden doorgaans niet herkend. Schakel de regeling daarom tijdelijk uit wanneer u op de rechterrijstrook rijdt en andere wagens op de inhaalstrook langzamer rijden dan u. U zou deze anders rechts inhalen.
  • De adaptive cruise control reageert niet wanneer u een stilstaand obstakel, bv. een file of een voertuig met pech, nadert of bij een tegemoetkomende wagen op dezelfde rijstrook.
  • Houdt u er rekening mee dat de adaptive cruise control bij onbewust gas geven, door met de voet op het pedaal te steunen, niet zelfstandig afremt. De werking van het snelheidsregelsysteem en de afstandsregeling wordt onderdrukt wanneer de bestuurder gas geeft.
Aanwijzing
  • Om veiligheidsredenen wordt bij uitschakeling van het contact de opgeslagen snelheid gewist.
  • Bij het inschakelen van de adaptive cruise control zijn automatisch het elektronische stabiliseringsprogramma (ESP) en de aandrijfslipregeling (ASR) actief. Beide systemen kunnen bij ingeschakelde adaptive cruise control niet worden uitgeschakeld.
  • De radarsensor kan door stoten, bijvoorbeeld bij het parkeren, worden versteld. Hierdoor kan de werking van het systeem worden beïnvloed of kan het systeem worden uitgeschakeld.
  • De radarsensor wordt verwarmd. Bij winterse omstandigheden moet u desondanks vóór het begin van de rit controleren of de radarsensor ijs- en sneeuwvrij is. Zo nodig het gebied van de radarsensor voorzichtig schoonmaken Afb.1.
  • Om de goede werking van de radarsensor niet te beïnvloeden, mag het gebied van de radarsensor niet door vreemde voorwerpen (bv. stickers, aanbouwdelen) worden afgedekt. Het gebied van de radarsensor mag ook niet worden gespoten.